Banierstenen, Noord Amerika
Gebogen Pick Bannerstone, Glenn Falls, New York, 6, 000-1, 000 v.G.T., gestreepte leisteen, 2,7 x 13,6 cm (Amerikaans natuurhistorisch museum DN/128)
Hoe komt het dat we op scholen in de Verenigde Staten leren over de oude Egyptenaren en Grieken en Chinezen, maar niet over de oude mensen van Noord-Amerika? In de oostelijke helft van de Verenigde Staten tussen 6000 en 1000 v.G.T. in een periode die bekend staat als de archaïsche, duizenden nomadische indianen reisden en leefden langs de rivieren Mississippi en Ohio.Onder de kunst die ze maakten en achterlieten is raadselachtig, zorgvuldig gesneden stenen die tegenwoordig bekend staan als bannerstones.Ze zijn over het algemeen symmetrisch van vorm en geboord in het midden, leidende 19e-eeuwse archeologen en verzamelaars om aan te nemen dat deze uniek gebeeldhouwde stenen op houten staven werden geplaatst die als "banners" in de lucht werden gehesen. niettemin noemen we ze nog steeds bannerstones.
Gebogen Pick Bannerstone, Glenn Falls, New York, 6, 000-1, 000 v.G.T., gestreepte leisteen, 2,7 x 13,6 cm (Amerikaans natuurhistorisch museum DN/128)
Banierstenen, zoals de lei Gebogen plectrum van Glenn Falls, New York, zijn zorgvuldig gekozen stenen die vervolgens werden gesneden, geboord, en gepolijste composities. In het midden van deze specifieke steen, een archaïsche beeldhouwer heeft een kleine richel uitgehouwen die de gebroken witte markeringen markeert en accentueert die zijn achtergelaten door een worm of een ander biologisch element om een zogenaamd sporenfossiel te vormen dat is ingebed in de sedimentatie van het gesteente zoals het zich gevormd heeft. fossiele sporen kruisen over en door de symmetrische donkere natuurlijke strepen van de leisteen (de leisteen werd gevormd door twee geologische processen, een sedimentatieproces en vervolgens een metamorf proces) Elke verschillende kleur van de strepen van lichtbruin tot donkerbruin duidt op een andere sedimentlaag die is uitgehard in de rotsstructuur.
Gebogen Pick Bannerstone (omgekeerd), Glenn Falls, New York, 6, 000-1, 000 v.G.T., gestreepte leisteen, 2,7 x 13,6 cm (Amerikaans natuurhistorisch museum DN/128)
Aan de andere kant, de strepen van de steen vormen een opvallend ander patroon, waardoor dit een natuurlijk voorkomende leisteen is met verschillende sedimentaire patronen aan weerszijden van de steen die de beeldhouwer verder aantrok en uitdaagde om beide zijden samen te stellen tot een enkele complexe compositie waarbij de gebogen vorm van de gebeeldhouwde bannersteen de concentrische vormen van de donkere strepen weergalmde en accentueerde Aangezien leisteen een relatief zachte steen is en gemakkelijker dan andere stenen te vormen en te boren, het is een van de meest voorkomende stenen gekozen door oude inheemse Noord-Amerikanen voor het maken van banierstenen, vooral in de Ohio-vallei.
Gebogen Pick Bannerstone (boven), Glenn Falls, New York, 6, 000-1, 000 v.G.T., gestreepte leisteen, 2,7 x 13,6 cm (Amerikaans natuurhistorisch museum DN/128)
Toen de ruwe steen eenmaal door de rivier was uitgesleten of uit een berghelling was gewonnen, de beeldhouwer zou een hardere steen nemen die bekend staat als een "hamersteen" om te beginnen met pikken en vervolgens de gestreepte leisteen slijpen, het modelleren van hun werk op een van de vierentwintig verschillende bannerstone-types die hedendaagse geleerden hebben gedefinieerd in onze studies van deze oude Indiaanse kunstwerken.
Vierentwintig verschillende soorten banierstenen geïdentificeerd door Byron Knoblock in 1929
Het kiezen van de Gebogen plectrum type, een van de vele bannerstone-vormen die specifiek zijn voor het noordoosten, de beeldhouwer bewerkte hun compositie om precies gecentreerd te zijn op de twee verschillende vlakken van de gestreepte leisteen, het slijpen van de "vleugels" tot een opstaande rand die door de donkere leistenen banden loopt, en afvlakken, vormgeven, en het gladmaken van het oppervlak rond de perforatie, het verder individualiseren van hun voltooide werk.De individualiteit van elke bannersteen in relatie tot herkenbare vormen, recognizable to the Archaic sculptor and to those of us studying these stones today, is an intrinsic component of their making and meaning.
Different types of bannerstones (clockwise from left:American Museum of Natural History d/144 Limestone; American Museum of Natural History 13/105 Slate; NMNH A26077 Porphyry Granite; American Museum of Natural History 1/1821 Quartz)
Bannerstones were made from many types of stone including those that are sedimentary, metamorphic, and igneous. The sedimentary rock that we see in a limestone ovate bannerstone is the softest, while slate (a metamorphic stone) shows more signs of natural geologic transformation such as banding that we see in a lunate bannerstone. Igneous rock is the hardest and often has embedded elements from various minerals when magma first bubbled up from the core of the earth and cooled. This kind of complex igneous surface is evident in a porphyry granite Wisconsin wing bannerstone. Some bannerstone (like the quartz butterfly) are made out of even harder material made of minerals and crystals that would have been even more time consuming and challenging to carve. The relative hardness of the stone chosen by the sculptor would have an impact on the kinds of bannerstone forms they would or could sculpt. The thin wings of slate and even granite bannerstones could not be carved out of quartz, while the seemingly thick rounded form of a Quartz Butterfly bannerstone might appear unfinished if it were carved in slate.
Southern Ovate Preform Bannerstone; Habersham County, Georgia, 6, 000 – 1, 000 B.C.E., igneous, coarse-grained alkaline, 11.5 x 10.3 cm (American Museum of Natural History 2/2205)
Unfinished bannerstones
Whatever their shape or relative state of completion, all bannerstones were made using river-worn pebbled hammerstones to peck, grind, and polish the surface. Some bannerstones, however, were intentionally left in a partial state of completion known as a “preform” such as a Southern Ovate from Habershan County, Georgia.
Southern Ovate Preform Bannerstone; Habersham County, Georgia, 6, 000 – 1, 000 B.C.E., igneous, coarse-grained alkaline, 11.5 x 10.3 cm (American Museum of Natural History 2/2205)
Southern Ovate Preform Bannerstone; Habersham County, Georgia, 6, 000 – 1, 000 B.C.E., igneous, coarse-grained alkaline, 11.5 x 10.3 cm (American Museum of Natural History 2/2205)
This bannerstone is partially drilled at the spine on one side with a hollow cane or reed that grow along the banks of rivers, and undrilled at the other side. The reed itself is hollow and when rubbed briskly between the hands with the application of water and some sand, can drill through slate, granite and even quartz. With this stone the partial passing of the reed leaves concentric circles on the inside of the perforation and a small nipple visible here that would fall out the other side when the perforation was complete. The medium to coarse-grained igneous rock is left unpolished, just as the ovate form and perforation are left unfinished. Scholars believe that preforms such as these were often buried in this state, or meant to be finished at a later date by another sculptor in a different location. The kind of granite we see here is unique to this region of the Southeast and so would likely have been valuable as a trade good further west along the Mississippi where there was little or no stone available. By partially completing the Ovate form, even partially drilling the perforation the sculptor of this southeastern stone increased the value of the stone while leaving the finish work to whomever acquired this Ovate in this preform state.
Illustration in William S. Webb, Indian Knoll , 1946 (publication of his 1937 study at Indian Knoll), p. 322
Hunting tools?
How to use an atlatl, here with an arrow (mage:Sebastião da Silva Vieira, CC BY 3.0)
In 1937, William S. Webb, at the University of Kentucky, with his large crew of Works Projects Administration (WPA) workers funded by the New Deal in the 1930s, excavated 880 burials at the Indian Knoll site in Western Kentucky. Amongst these 880 human burials, Webb found 42 bannerstones buried with elements of throwing sticks known as atlatls. Webb proposed that the bannerstones were weights that had been made to be placed on the wooden shafts of these hunting tools. The first inhabitants of Eastern North America used atlatls instead of the bow and arrow until 500 C.E. The two-foot long shaft of the atlatl could propel a six-foot spear and point great distances with accelerated speed and accuracy. It is a tool invented and used in Eurasia and Africa as early as 40, 000 B.C.E. and ubiquitous throughout the Americas after it began to be inhabited thousands of years later.
Though many scholars after Webb, including myself, agree that many bannerstones were likely carved and drilled to be placed on atlatl shafts, this particular hypothesis raises as many questions as it may appear to answer. For instance why would these Native American sculptors dedicate so much time to an atlatl accessory that appears to have nominal if any effect on the usefulness of the tool? This raises other unanswered questions about the usefulness of beauty and how aesthetics, pleasure, and play are significant, though often overlooked, elements of ancient Native North American art.
Partially destroyed double crescent type bannerstone (American Museum of Natural History DM 333)
NAGPRA
Since Webb’s 1936 excavation at Indian Knoll, Kentucky, remains and belongings of Native Americans are no longer simply there for the taking for the collector’s shelf, college laboratory, or museum case. Especially with the passage of the Native American Graves Protection and Repatriation Act of 1990 (known as NAGPRA), funerary remains of Native Americans (bodies and objects placed with these bodies in burials) are protected from being disturbed or excavated unless permissions have been granted by Native communities culturally affiliated with the burials. [1] Native American funerary objects already in federal agencies or museums and institutions that receive federal funding are to be made available to culturally affiliated communities that have the right to request their repatriation. Whatever the aims of post-Enlightenment science or the elucidating potential of the exhibition of artworks may be, these ideological motivations must be negotiated with and in light of the desires, memories, practices, and philosophical underpinnings of the Native American people and their descendants who often buried their dead with bannerstones and other burial remains.
Currently the William Webb Museum has recently removed all photographs of the 880 burials and 55, 000 artifacts that Webb excavated at Indian Knoll in 1936 and will no longer allow scholars to study these remains “until legal compliance with NAGPRA has been achieved.” What “legal compliance with NAGPRA” specifically means for the remains including bannerstones excavated at Indian Knoll is profoundly complex. No living communities of Native Americans trace their direct line (in legal terms, known as “lineal descendants”) to the Archaic people who built this shell mound in which they buried their dead along with valued objects including broken and unbroken bannerstones. With the ratification of the Indian Removal Act of 1830, the Shawnee and Chickasaw communities that lived in Western Kentucky in the 19th century were forced to move west to Oklahoma. [2] How the William Webb museum will choose to adhere to NAGPRA and what they will do with burial remains from Indian Knoll will set a precedent unfolding into the present about how to collaborate with living Native American communities (even those who are not “lineal descendants”), and how to mindfully regard the past lives of the Ancient people of North American, their human remains along with the multitude of things they made, valued, and arranged in and outside of burials.
Intentionally broken?
Since the 19th century, many bannerstones were found in ancient trash piles known as “middens” as well as ritual burials of things known as “caches” and many more in human burials in subterranean or earthen mound architecture. A large number of bannerstones have also been found broken in half at the spine where they are most fragile due to the thin walls of the drilled perforations.
Broken butterfly type bannerstone (American Museum of Natural History 20.1/5818)
Kill hole in the center of a plate with a supernatural fish, 7th century, Late Classic Maya, earthenware and pigment, 10.5 x 40.6 x 40 cm, Guatemala (De Young Museum)
The intentional nature of these acts of breaking are evident in the placement of pieces together with no sign of wear along the broken edges, carefully arranged with other valuable objects. Archaeologists and historians of the ancient art of the Americas amongst the 8th century-Maya (of Mesoamerica) or 12th-century Mimbres art (of what is today the southwestern U.S.) have often identified this practice as “ritually killing” the object before burial. Though these bannerstones in most cases were intentionally broken by the very people who carved them (most likely just before burial), the meaning and purpose of this act further reveals something about the conceptual and even poetical importance of these sculpted bannerstone forms. Rather than “ritually killing, ” bannerstone makers as well as other artists of Ancient America appear to be repurposing artworks, using them in one way at first, then reconceptualizing them to accompany their dead underground, as a kind of memory-work for the living not entirely unlike the carefully constructed exhibition spaces or storage units of our museums. For the Indigenous people of the Americas the earth itself was often seen as a repository for cultural and personal objects, an underground space that was curated with things that continued to have meaning for the lives of communities for decades and even centuries.
Notes:
[1] More on NAGPRA can be found here and here. [2] Read about the Indian Removal Act at the Library of Congress.
